Er zijn 3 vormen van herkaderen:

  1. Context-herkadering
  2. Betekeneis- herkadering
  3. Inhouds-herkadering

Context-herkadering

Neem een vervelende, pijnlijke of ongewenste ervaring/gedrag mee naar een context/situatie waar deze ervaring/gedrag wel gepast of geschikt is en daardoor een positieve betekenis krijgt.

Betekenis-herkadering

Je gaat opzoek naar de positieve betekenis van de ervaring/gedrag. De basisovertuigingAan de basis van elk gedrag ligt een positieve intentie‘ heeft hier betrekking op. De inhoud/gedrag blijft hetzelfde, echter door up-chunken verander je de betekenis. Vragen die hierbij gebruikt kunnen worden zijn:

  • Wat kan dit gedrag nog meer betekenen?
  • Welke positieve bedoeling zou er achter dit gedrag kunnen zitten?
  • Wat heeft deze persoon (nog) niet opgemerkt waardoor een andere betekenis ontstaat en de respons anders zal zijn?

Inhouds-herkadering

Je verandert de inhoud door het toepassen van submodaliteiten. Iets wat groot en beweegt, maak je klein en stilstaand.